Webinar Explosieveiligheid (ATEX) - vragen en antwoorden
--------------------------------------------------------------------------------------
Bij vloeistoffen moet je kijken naar het vlampunt. Als het vlampunt lager is dan de temperatuur waarbij die stof toegepast wordt, is er kans op ontstaan van een explosieve atmosfeer.
Bij poeders moet het expliciet in de MSDS staan. Maar MSDS’en van poeders zijn vaak niet volledig. Houd er rekening mee dat bijna alle poeders explosiegevaarlijk zijn als de deeltjesgrootte kleiner is dan 0,5 mm.
In de PGS 15 wordt verwezen naar ATEX, niet andersom.
3. Wat is de relatie tussen een explosieveiligheidsdocument (EVD), het wettelijk kader en een spuitcabine?
Is een spuitcabine voor het kleuren van metallieke pakkingen ATEX-plichtig?
Aangezien in spuitcabines verf verspoten wordt, meestal met een oplosmiddel zoals thinner, is een spuitcabine indelingsplichtig. Er moet dus een gevarenzone-indeling en een EVD opgesteld worden, tenzij er aantoonbaar geen explosiegevaar is. Bijvoorbeeld omdat de stoffen die verspoten worden geen explosieve atmosfeer kunnen veroorzaken.
4. Valt een ruimte (laboratorium) waar gewerkt wordt met grote(re) hoeveelheden organische oplosmiddelen en waar bij breuk van de voorraadflessen een risico op explosie zou kunnen ontstaan ook onder ATEX?
Ja, maar niet alleen vanwege breuk. Ook omdat flessen niet goed dicht gemaakt worden, omdat er open bekers op labtafels kunnen staan etc. In een lab is alle apparatuur per definitie niet-explosieveilig. Daarom moeten chemicaliën in speciale chemicaliënkasten bewaard worden en niet op de labtafels en moeten werkzaamheden met deze stoffen gebeuren in de zuurkasten. In het explosieveiligheidsdocument (EVD) moeten dan bijvoorbeeld maatregelen staan om de goede werking van de zuurkasten te borgen.
5. Hoeveel oplosmiddel, bijvoorbeeld aceton, ethanol mag er aanwezig zijn op de werkvloer, zonder dat daardoor gezoneerd moet worden?
Zie onderstaande sheet uit de presentatie. In een gebouw 50kg en in de open lucht 500kg.

In ieder geval zijn alle organische stoffen explosiegevaarlijk. Daarnaast ook bijvoorbeeld metaalstof.
Dat is ingewikkeld. Stofeigenschappen zoals vlampunt, kookpunt, explosiegrenzen zijn in onderdruk anders (lager!) dan in de MSDS vermeld. Zoneren moet gewoon gebeuren, maar de uitkomst zal wel anders zijn.
In de NPR 7910 staan de afmetingen van de zones voor kleine gevarenbronnen (1g/s) en voor grote gevarenbronnen (10 g/s). Meestal worden deze twee grenzen toegepast. Maar natuurlijk zit er ook nog iets tussen in. Als de zonering m.b.v. de NPR-techniek tot problemen leidt, kun je ook de zones bepalen op basis van gezond verstand. Maar dat moet je dan wel kunnen uitleggen.
Ik neem aan dat hier ATEX-inspecties worden bedoeld. Als je explosieveilige apparatuur in gebruik hebt in een gevarenzone (0, 1 of 2 / 20, 21 of 22), dan is periodieke inspectie verplicht (NEN-EN-IEC 60079-17).
10. Als materialen en gereedschappen ATEX moeten zijn, moeten monteurs dan ook ATEX gecertificeerd zijn?
Nee. De algemene regel uit de Arbowet is dat werkgevers hun personeel zodanig moeten opleiden dat ze hun werk goed en veilig kunnen doen. Meer eisen zijn er niet.
11. Welke eisen worden er gesteld aan het explosieveiligheidsdocument (EVD) en de zoneringen? Kun je zelf een EVD opstellen of moet dat met een deskundige?
Er zijn geen keiharde eisen aan het EVD, ook niet in de Arbowet of het Arbobesluit. Er is wel een soort ATEX-hulpboek (Europees boekje, ook in het Nederlands. De niet-bindende gids voor goede praktijken vindt u hier). De presentatie bevat een sheet waarin onderwerpen staan die er toch minimaal in moeten staan of waarnaar verwezen wordt. De Inspectie SZW kan hierop controleren, maar zeker voor de verzekering is een goed EVD belangrijk.
12. Wat kun je als organisatie zelf doen en wanneer (en waarvoor) is het raadzaam een specialist in te huren?
Je mag in principe alles zelf doen. Maar het is complexe materie. Mijn ervaring is dat als bedrijven zelf gevarenzones vaststellen, de zones vaak te zwaar zijn ingedeeld. De Inspectie SZW kan hierop controleren, maar zeker voor de verzekering is een goed explosieveiligheidsdocument (EVD) heel belangrijk. Mijn advies is, ga niet hobbyen, maar huur een deskundige in. Controleer bij anderen of de deskundige ook werkelijk deskundig is! Kijk wat voor bedrijven hij/zij al op dit gebied heeft ondersteund.
13. Is er bij het verplaatsen van een gascilinder van een brandbaar gas ook kans op vonkvorming, als gevolg van contact van cilinder op de ondergrond?
Dergelijke vonken hebben te weinig energie om de meeste stoffen te kunnen ontsteken. Bij enkele stoffen kan dat wel: waterstofgas, acetyleen.
14. Risicogebieden worden aangeduid in hoeveelheden brandbaar product, voor de ruimte vind ik geen bepaling van de inhoud. Is een benadering (berekening) van het %-LEL ook een maat om een zone-indeling te maken (in dit geval een lab met ruimten van verschillende grootte met variërende hoeveelheden organische oplosmiddelen)?
Dit is een goede en logische vraag. Maar het formele antwoord is nee. Dus als er één kleine gevarenbron van bijvoorbeeld aceton is in een hele grote loods, dan wordt toch de gehele loods gezoneerd. Tenzij je bij die gevarenbron puntafzuiging toepast. Toch houd ik er in mijn praktijk wel rekening mee. Ik definieer dan een zone tot een aantal meters vanaf de gevarenbron. De NPR 7910 is geen wet maar een praktijkrichtlijn. Je mag er dus van afwijken, maar je moet dat dan wel overtuigend kunnen onderbouwen.
15. Zijn er ook berekeningen of stelregels dat als er een damp ontstaat maar de ruimte een bepaalde grootte heeft dat het risico dan zo klein of helemaal verdwenen is?
Zie vorige vraag.
16. Het criterium dat wordt genoemd voor de indeling is hoeveelheid. Andere specialisten laten dit criterium los en nemen als criterium of een gevaarlijke hoeveelheid explosieve atmosfeer kan ontstaan (10l). Deze hoeveelheid wordt bereikt bij het verdampen van enkele ml ethanol of een kleine hoeveelheid waterstof. Wat is hierover de mening van de heer Krook?
Dat klopt. Bij de vorige vraag heb ik het volgende gesteld: De NPR 7910 is geen wet maar een praktijkrichtlijn. Je mag er dus van afwijken, maar je moet dat dan wel overtuigend kunnen onderbouwen. Dat geldt ook voor de hoeveelheden in de tabellen op onderstaande sheets van de presentatie. Als bij kleinere hoeveelheden toch een gevaarlijke explosieve atmosfeer kan ontstaan (met nadruk op het woord gevaarlijk), dan wordt toch een gevarenzone-indeling gemaakt. Andersom kan ook.


Er is geen sprake van bevoegd gezag, maar de controlerende instantie is de Inspectie SZW.
18. Moet je het onderdeel 'Explosieveilïgheid meenemen in je Risico inventarisatie en evaluatie (RI&E)?
In de RI&E zou vastgesteld moeten worden dat mogelijk een explosieveiligheidsdocument (EVD) gemaakt moet worden. Het EVD is dus een verdiepend onderzoek vanuit de RI&E.
© SCCM Webdesign: insandouts